Rekenschap
Het vermogensbeheer van de Joodse oorlogswezen
Johan Joor & Frits Hoek
AMB Diemen 2009
(ISBN 97890 79700 05 9, 608 pp., namenindex, paperback., € 55,-)
—
Op 6 juli 2006 besloten de Stichting Samenwerkingsverband-JMW, het Joods Maatschappelijk Werk (JMW), het Verbond Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers (VBV) en de Stichting (Israël) Nederlandse-Joodse Oorlogswezen in Israël (SINJOI) tot een onafhankelijk historisch en financieel onderzoek naar het beheer van het vermogen van de Joodse oorlogswezen door de Joodse voogdijinstellingen, die in september 1950 besloten te gaan samenwerken als de ‘Gefusioneerde Joodse Instellingen voor Kinderbescherming’. De centrale vraag daarbij luidde: 'Op welke wijze hebben de Joodse voogdijinstellingen bij het beheer van de vermogens van de minderjarige Joodse oorlogswezen, de financiële belangen van deze oorlogswezen behartigd, in het licht van het toen geldende overheidsbeleid en de algemene praktijk van de zorg voor wezen in de jaren 1945-1981?’
De conclusie van de onderzoekers is dat de zorg voor de Joodse oorlogswezen en de behartiging van hun financiële belangen naar behoren is geweest en zich in meerdere opzichten positief onderscheidt van het destijds geldende overheidsbeleid.
Bij enkele aspecten van het beleid in de praktijk zijn vraagtekens geplaatst maar de onderzoekers hebben geen redenen gevonden om te twijfelen aan de goede intenties, inzet en integriteit van bestuursleden en betrokken medewerkers van de Fusie. Ook is hun niet gebleken dat er dossiers zijn vernietigd of geschoond als mogelijke 'cover-up'.
De Begeleidingscommissie, die het onderzoek nauwgezet volgde, roemt de gewetensvolle, systematische en volhardende wijze waarop de onderzoekers hun opdracht hebben uitgevoerd: "Wat met de beschikbare bronnen nog boven water is gehaald mag bijzonder worden genoemd. (...) Aan de naoorlogse geschiedschrijving is hiermee een indringend hoofdstuk over de oorlogspleegkinderen toegevoegd. (...) Het rapport is in het licht van de huidige stand van het archiefonderzoek en binnen de beschikbaar gestelde onderzoekstijd het meest complete dat historische en financiële studie kan bieden. In die zin is ‘Rekenschap’ gegeven."
-
Dr. Johan Joor is een zelfstandig gevestigd historicus. Hij heeft de afgelopen jaren verscheidene nationale en internationale historische onderzoeken verricht en publicaties het licht doen zien. Hij is als honorary fellow verbonden aan het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam. Drs. Frits Hoek is een zelfstandig gevestigd openbaar accountant. Hij heeft o.m. onderzoek verricht voor de Commissie van Onderzoek Liro-archieven en voor de Contactgroep Tegoeden WOII.
—¶
Inhoudsopgave
DEEL I: Onderzoeksopdracht en beantwoording van de onderzoeksvragen
Johan Joor en Frits Hoek
I.1. Onderzoeksopdracht
I.2. Het onderzoek
I.3. Beantwoording van de centrale onderzoeksvraag
I.4. Beantwoording van de nadere onderzoeksvragen
I.5. Nawoord Begeleidingscommissie
Addendum
Johan Joor en Frits Hoek
-
DEEL II: Beleid en beheer in historisch perspectief
Johan Joor
Inleiding
I. Het vigerend overheidsbeleid
II. De ‘Gefusionneerde Joodse instellingen voor kinderbescherming’. Institutioneel-historisch overzicht, aspecten van het voogdij- en vermogensbeheerbeleid en het Fusiebeleid in vergelijkend perspectief
III. De ‘Schonings-operatie’ in de jaren ’70 en de status van het Fusie-archief en het Bronnenmateriaal
Samenvatting
Geraadpleegde archieven en Archiefoverzichten
Wetteksten en literatuur
Bijlage
-
DEEL III: Beleid en balans in financieel perspectief
1. Inleiding en Samenvatting
2. Bronnenmateriaal voor financieel onderzoek
3. De jaren vóór de Fusie: Periode 1945 – 1950
4. De Fusie: Periode 1951 t/m 1965
5. De Fusie: Periode 1966 t/m 1980
6. Financiele integratie met JMW
7. Vererving van nalatenschappen
8. Lonen kinderen en Zakgeld
9. Spaarboekjes huisraadschade
10. Sociale Dossiers
11. Centraal Beleggingsdepot
12. Bronnen
-
BIJLAGE bij DEEL III Beleid en balans
Inleiding
A. De jaren voor de Fusie: Periode 1945 t/m 1950
Samenvatting: specificaties eigen vermogens van de instellingen
Bijdragen pupillen
B. De Fusie: Periode 1951 t/m 1965
Samenvatting: overzichten van de baten en lasten van de Fusie-instellingen 1951 t/m 1965
Overzicht van de financiële ontwikkelingen per Fusie-instelling 1951 t/m 1965
C. De Fusie: Periode 1966 t/m 1980
Samenvatting: Eigen Vermogen van de Fusie per 31.12.1980
Namenindex 606
—¶
Voorwoord
Het rapport Rekenschap is het resultaat van een overeenkomst welke in juli 2006 is gesloten tussen de Stichting Samenwerkingsverband Joods Maatschappelijk Werk, de Stichting Joods Maatschappelijk Werk (JMW), het Verbond Belangenbehartiging Vervolgingsslachtoffers (VBV) en de Stichting (Israël) Nederlandse Joodse Oorlogswezen in Israël (SINJOI) om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar het beheer van de vermogens van de Joodse oorlogswezen door de Joodse Voogdij-instellingen.
De centrale onderzoeksvraag, die verder in deelvragen werd uitgewerkt, luidde: “Op welke wijze hebben de Joodse Voogdij-instellingen, vallend onder de Gefusioneerde Instellingen voor Joodse Kinderbescherming (de ‘Fusie’), bij het beheer van de vermogens van de minderjarige Joodse oorlogswezen, de financiële belangen van deze oorlogswezen behartigd, in het licht van het vigerend overheidsbeleid en de algemene praktijk van de zorg voor wezen in de jaren 1945 - 1981?” Het onderzoek werd begeleid door een ‘zware’ Begeleidingscommissie.
Na de presentatie aan de opdrachtgevers in oktober 2008 werd het onderzoek in november 2008 door de Begeleidingscommissie met een persbericht in de openbaarheid gebracht. JMW publiceert nu het onderzoek integraal in boekvorm.
Hoewel voor Rekenschap een op zichzelf staand onderzoek is opgezet en uitgevoerd, kunnen de totstandkoming van dit onderzoek en de specifieke vraagstellingen die hierin worden behandeld toch niet los worden gezien van eerdere onderzoekingen die in de laatste jaren op dit gebied zijn verricht.
Sinds de jaren ’90 is er in Nederland een groeiende aandacht voor de afhandeling van de materiële schade die de Joden in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog geleden hebben. Een van de specifieke groepen daarbij was die van de Joodse oorlogswezen; in het bijzonder van de wezen, over wie een Joodse Voogdij-instelling na de oorlog de voogdij had.
Binnen het bovenstaande kader werd in 2000 door het Israël Instituut voor Verdwenen Nederlands Joods Bezit aan Pauline Micheels en Elma Verhey de opdracht verstrekt om een onderzoek te verrichten naar “de materiële oorlogsschade van Joodse oorlogswezen in de ruimste betekenis”. De Stichting Joods Maatschappelijk Werk stelde haar archieven beschikbaar voor het onderzoek. In mei 2003 brachten Verhey en Micheels een tussenrapportage uit, waarin zij concludeerden dat bij het opstellen van beleid rondom Joodse oorlogswezen de wederopbouw van Nederland door de overheid boven de belangen van de Joodse gemeenschap of individuen had gesteld. De overheidhad geen rekening gehouden met de speciale omstandigheden waarin de Joodse weeskinderenverkeerden en had bijvoorbeeld lage overheidsbijdragen voor oorlogswezen gegeven die in tehuizen verbleven. De Joodse voogdij-instellingen waren afhankelijk van Joodse particulieren en Joodse liefdadigheidsinstellingen en van de vermogens van de Joodse voogdij-organisaties zelf. Er waren in de financiële jaarverslagen van de instellingen geen posten gevonden die er op wezen dat vermogens van kinderen waren overgeboekt naar de instellingen zelf. Ook waren geen grote bedragen van de vermogens van kinderen afgeboekt als beheerskosten. De pleegkosten waren niet buitensporig hoog.
In april 2005 publiceerde Elma Verhey haar boek ‘Kind van de Rekening. Het rechtsherstel van de Joodse oorlogswezen’. Dit boek, uitgegeven door De Bezige Bij, had als strekking dat Joodse voogdij-instellingen die na de Tweede Wereldoorlog de opvang van Joodse oorlogswezen verzorgden, de zionistische belangen boven de belangen van de kinderen hadden gesteld. Zij hadden de financiële belangen van de oorlogswezen niet goed behartigd en de gelden van de wezen in het eigen voordeel gebruikt. De financiële archieven, die hierover informatie bevatten, zouden zijn vernietigd als cover up.
Daarop kwam, eveneens in april 2005, JMW met: Een Goede Naam. Een Reactie op ‘Kind van de Rekening’ van Elma Verhey. In deze reactie, geschreven door Hans Vuijsje algemeen directeur van JMW, nam JMW officieel afstand van het boek, omdat Verhey onzorgvuldig en bevooroordeeld te werk zou zijn gegaan. Essentiële uitspraken waren niet te staven met het gebruikte bronnenmateriaal. Om zowel de oorlogswezen als de medewerkers en bestuursleden van de Fusie recht te doen beval JMW een onafhankelijk, wetenschappelijk onderzoek aan.
In reactie op het boek van Elma Verhey zijn de verschillende organisaties die de belangen van Joodse oorlogswezen behartigden een actief beleid gaan voeren om de eigen voogdijgeschiedenis van hun leden te laten onderzoeken en eventueel om compensatie te verkrijgen. Onder deze organisaties waren SINJOI (opgericht in 2001) en het VBV (opgericht in 1984). Zij richtten zich voornamelijk tot JMW, omdat de Joodse voogdijverenigingen, waaronder Le-Ezrath Ha-Jeled, de Bergstichting en de Rudelsheimstichting, die in 1950 waren samengegaan in de Gefusioneerde Joodse Instellingen voor Kinderbescherming (de ‘Fusie’), in 1981 met JMW waren gefuseerd. De werkzaamheden van de Fusie werden daarna overgenomen door JMW. Het gezamenlijk vermogen van de gefusioneerde voogdij-instellingen werd ondergebracht in de Stichting Samenwerkingsverband/ JMW, hun rechtsopvolger.
De hierboven geschetste onduidelijkheden leidden in juli 2006 tot de in het begin genoemde overeenkomst tussen de VBV, SINJOI, Stichting Samenwerkingsverband JMW en JMW om een onafhankelijk onderzoek te laten uitvoeren naar het beheer van de vermogens van de Joodse oorlogswezen door de Joodse Voogdij-instellingen. Voor individuele klachten van Joodse oorlogswezen onder Fusie-voogdij over hun vermogensbeheer had JMW al kort daarvoor het Project Informatie Joodse Oorlogswezen (PIJO) gestart.
Wij realiseren ons dat Rekenschap niet op alle, soms persoonlijke en voor de betrokkenen misschien zelfs existentiële, vragen antwoord kan geven. Wij betreuren het ook, dat veel – financieel – materiaal ontbrak. Wij zijn niettemin verheugd dat het toch mogelijk is gebleken om een uitvoerig en wetenschappelijk verantwoord eindrapport tot stand te brengen, dat de lezer in staat stelt zich een inzichtelijk beeld te vormen van de verschillende aspecten van het vermogensbeheer en deze de mogelijkheid biedt om op basis van feitelijk historisch en financieel materiaal deel te nemen aan de gedachtevorming en discussie hierover.
Wij danken de onafhankelijke Begeleidingscommissie, bestaande uit:
– drs. A.J. van Gils (oud-directeur van de Pensioen- en Uitkeringsraad)
– drs. C.J. Ruppert (projectdirecteur bij het Ministerie van Financiën en in de periode 1997-2001 projectleider Tegoeden Wereldoorlog II bij het Ministerie van Financiën);
en
– drs. E. van Thijn (oud-burgemeester van Amsterdam en destijds lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal).
Dank gaat ook uit naar de onderzoekers, de historicus dr. J. Joor en de registeraccountant drs. F. Hoek, voor hun professionele en gewetensvolle behandeling van dit belangwekkende maar tegelijk ook complexe en emotioneel beladen onderwerp.
Drs. Harry J. van den Bergh,
Voorzitter Raad van Toezicht JMW,
Voorzitter Stichting Samenwerkingsverband JMW
Drs. H.G. Vuijsje,
Algemeen directeur-Bestuurder JMW